Claim afhandeling

Termijn aanpassing bestemmingsplannen aan nieuwe Wro nadert zijn einde

28 jun 2011

Op grond van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening (IWro) dienen gemeentelijke bestemmingsplannen uiterlijk 5 jaar na de inwerkingtreding van de Wro, dus op 1 juli 2013, te zijn aangepast aan de nieuwe Wro. Algemeen is bekend, dat het niet halen van deze termijn ongunstige consequenties kan hebben voor o.a. aspecten zoals legesheffing.

Sommige bestemmingsplannen komen geheel te vervallen

Minder algemeen bekend is, dat ingevolge artikel 9.3.2 IWro bepaalde bestemmingsplannen per 1 juli 2013 van rechtswege komen te vervallen c.q. ophouden te bestaan. Het betreft bestemmingsplannen, die op grond van artikel 10 van de Overgangswet ruimtelijke ordening en volkshuisvesting 1965 of ingevolge enige andere wettelijke bepaling geacht werden bestemmingsplannen in de zin van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te zijn.

Het gaat dus om plannen, die vastgesteld zijn op basis van bijvoorbeeld de Woningwet, zoals oude “uitbreidingsplannen in hoofdzaak” en “uitbreidingsplannen in onderdelen”. Bestemmingsplannen die ouder zijn dan 5 jaar, maar die zijn vastgesteld zijn op basis van de WRO, vervallen dus niet per 1 juli 2013. Laatstgenoemde plannen blijven “gewoon” vigeren.

Wat betekent het vervallen van deze bestemmingsplannen voor de gemeente?

Alhoewel de betekenis van artikel 9.3.2 Wro beperkt is tot “uitbreidingsplannen”, zijn er her en der in het land om verschillende redenen (zoals in verband met onthouding van goedkeuring aan delen van bestemmingsplannen, doch ook simpelweg omdat gemeenten nooit de tijd of middelen hebben besteed aan de wettelijke verplichting tot het actualiseren van hun bestemmingsplannen) nog steeds “uitbreidingsplannen” vigerend.

Het vervallen van deze uitbreidingsplannen leidt tot de situatie, dat de betrokken gebieden “witte vlekken” worden, en dat bij peildata ná 1 juli 2013 een vergelijking zal moeten worden gemaakt tussen het nieuwe bestemmingsplan en een “witte vlek”, ergo louter de bepalingen van de bouwverordening.

Planschaderisico

Ten aanzien van het fenomeen “indirecte planschade” lijkt een en ander voor gemeenten gunstig uit te pakken: nieuwe bestemmingsplannen of omgevingsvergunningen die moeten worden vergeleken met de mogelijkheden van een “witte vlek”, leveren in de regel geen enkel planschaderisico op.

Het ongebruikt laten verstrijken van de termijn van 1 juli 2013 heeft echter vele – minder plezierige – consequenties voor gemeenten. Ten aanzien van zogenaamde “directe planschade” ontstaan namelijk grote risico’s, aangezien eigenaren van gronden in een nieuwe “witte vlek” per 1 juli 2013 nagenoeg ongebreidelde bouw- en gebruiksmogelijkheden krijgen.

Los van de omstandigheid dat dit in stedenbouwkundig opzicht tot zeer ongewenste situaties kan leiden, levert het weer “wegpoetsen” van deze bouwmogelijkheden mogelijk planschadeaanspraken op, die door de aard van het nadeel (wegbestemmen bouw- en gebruiksmogelijkheden) flink “in de papieren” kunnen lopen!

Aanbeveling

De noodzaak tot aanpassing van oude bestemmingsplannen aan de nieuwe Wro geldt voor alle bestemmingsplannen die ouder zijn dan 5 jaar. In voorkomende gevallen kan het door omstandigheden onvermijdelijk blijken te zijn, dat de termijn van 1 juli 2013 niet voor alle bestemmingsplannen wordt gehaald.

Er zullen in dat geval door de betrokken gemeenten prioriteiten moeten worden gesteld. Gelet op de aard van de problematiek verdient het aanbeveling, om prioriteit te geven aan het vervangen van de thans nog vigerende uitbreidingsplannen door nieuwe bestemmingsplannen.

Meer weten?! Neem dan contact op met Kees van der Lee.