Ook om misverstanden te voorkomen over voorgenomen beleid kan gebruik worden gemaakt van de gemeentelijke coördinatieregeling uit Afdeling 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening.
Meervoudige planologische vergelijking
Wanneer met een buitenplanse vrijstelling (ex artikel 19 WRO) c.q. buitenplanse afwijking (ex artikel 2.1 lid 1 onder c; jo. 2.12 lid 1 onder a sub 3 Wabo) wordt geanticipeerd op een in procedure zijnd bestemmingsplan, dienen er weliswaar twee afzonderlijke planologische besluiten te worden aangewezen die ieder afzonderlijk moeten worden beoordeeld op planschadegevolgen, doch mogen onder omstandigheden de opeenvolgende planologische besluiten bij planschadebeoordeling worden gezien als “één en hetzelfde planologische regime”. Er kan dan bij beoordeling van planschadeaanvragen worden volstaan met het vergelijken van het oude met het nieuwe bestemmingsplan (dus zonder aparte beoordeling van de planschadegevolgen van het vrijstellings- / afwijkingsbesluit).
In ECLI:NL:RVS:2014:6, ABRS 08-01-2014, Leiden, 201301250/1/A2, wordt echter duidelijk dat de formulering van het opvolgend planologisch besluit (bestemmingsplan) dan goed moet aansluiten op het vrijstellingsbesluit / afwijkingsbesluit. Het enkele feit dat met het besluit ex artikel 19 WRO werd geanticipeerd op het nieuwe bestemmingsplan was in de beschreven casus niet voldoende om het besluit ex artikel 19 WRO en het nieuwe bestemmingsplan te beoordelen als één en het zelfde planologische regime.
Hogere kosten bij meervoudige planvergelijking / taxatie van planschade
Wanneer opeenvolgende planologische besluiten inhoudelijk niet één op één zijn afgestemd, kan niet worden volstaan met een planvergelijking waarbij uitsluitend het nieuwe bestemmingsplan wordt vergeleken met het oude bestemmingsplan. In de casus Leiden werd uiteindelijk gesteld dat het nieuwe bestemmingsplan meer mogelijk maakte dan uitsluitend datgene waarvoor vrijstelling was verleend met een besluit ex artikel 19 WRO. Eerst moest het nadeel als gevolg van het besluit ex artikel 19 WRO worden beoordeeld en daarna pas eventueel extra nadeel als gevolg van het bestemmingsplan.
Afgezien van vaststelling van eventuele extra planschade leidt het niet één op één afstemmen van opeenvolgende planologische besluiten tot extra werkzaamheden omdat het in dergelijke gevallen noodzakelijk is om planschade per afzonderlijk besluit vast te stellen. Wanneer die opeenvolgende planologische besluiten in de tijd uit elkaar liggen zullen de taxatiekosten – als bestanddeel van de advieskosten – ook hoger kunnen zijn.
Coördinatie van besluiten
Het anticiperen op een nieuw bestemmingsplan met een buitenplanse afwijking wordt in de regel ingegeven vanuit de wens tijd en kosten te besparen. Uit oogpunt van planschadekosten dient gelet op het voorgaande dan toch ook te worden gekeken naar de gemeentelijke coördinatieregeling uit Afd. 3.6 art. 3.30 e.v. Wro.
De regeling biedt gemeenten onder meer de mogelijkheid om de voorbereiding en bekendmaking van een bestemmingsplan, een wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning ook waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3 Wabo wordt afgeweken van het nog vigerende bestemmingsplan, te coördineren.
Wanneer bij de onderscheiden procedures het beslismoment (van B&W) op de aanvraag omgevingsvergunning voor bouwen wordt gekozen net na het beslismoment voor vaststelling van het bestemmingsplan, is het mogelijk de procedure voor de omgevingsvergunning voor bouwen in te zetten zonder af te wijken van het vigerende bestemmingsplan. Eenduidig kan dan voor de omgevingsvergunning voor bouwen worden beslist dat er geen afwijking van het vigerende bestemmingsplan nodig is.
Een omgevingsvergunning voor bouwen zonder afwijking geeft geen grondslag voor planschade. Beantwoording van de vraag welk planologisch regime na het coördinatiebesluit voor de nieuwe situatie moet worden beoordeeld wordt dan een stuk eenvoudiger.
Voordelen van een gecoördineerde besluitvorming
Een voordeel van gecoördineerde besluitvorming is dat preciezer wordt gekeken of het bestemmingsplan niet meer of minder mogelijk maakt dan het bouwplan waarvoor de procedure is geïnitieerd. Discussie over de vraag of het afwijkingsbesluit nu wel of niet anticipeert op het nieuwe bestemmingsplan wordt grotendeels voorkomen.
Omdat de besluiten worden geacht op hetzelfde moment te zijn genomen is er in ieder geval maar één peildatum van planmutatie. Mocht het coördinatiebesluit leiden tot planschadeaanvragen, dan zal de planschadeadviseur sneller en eenvoudiger kunnen adviseren.
Meer weten?! Neem dan contact op met Paulo Schreiber.