Het stof van de consultatieronde van de Omgevingswet is intussen opgetrokken. Toch wil ik in deze nieuwsbrief een korte doorkijk geven over de mogelijke gevolgen van de Omgevingswet voor de nadeelcompensatiepraktijk.
Nadeelcompensatie of nadeelcompensatie?
In de Omgevingswet voert de wetgever onder meer een uniformering van terminologie door. Schade veroorzaakt door de rechtmatige uitoefening van een publiekrechtelijke taak of bevoegdheid op grond van de Omgevingswet wordt, gelijk aan het bepaalde in (de nog niet in werking getreden) Titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht, voortaan “nadeelcompensatie” genoemd. Heel bijzonder is dat niet, want dergelijke schade wordt over het algemeen al nadeelcompensatie genoemd. De enige, doch wel de meest bekende uitzondering is namelijk de schadevergoedingsregeling van artikel 6.1 Wro, waarin nadeelcompensatie “planschade” wordt genoemd.
Maar is de nadeelcompensatie onder de Omgevingswet nu ook gelijk aan de nadeelcompensatie die wij thans in de rechtspraktijk kennen of is de ene nadeelcompensatie straks de andere nadeelcompensatie niet?
Verandering of niet?
Uiteraard gaat er met de Omgevingswet veel veranderen, maar ik benadruk dat in de nadeelcompensatiepraktijk ook veel hetzelfde zal blijven.
De Omgevingswet incorporeert met name de bestaande formeel-wettelijk geregelde nadeelcompensatieregelingen, zoals vastgelegd in de Wet ruimtelijke ordening, de Tracéwet, de Waterwet etc. Deze formele schadevergoedingsstelsels (zoals artikel 6.1 Wro en artikel 7.14 Waterwet) vallen in de toekomst onder de reikwijdte van de Omgevingswet.
Belangrijker is echter dat het gros van de andere nadeelcompensatiemogelijkheden, bijvoorbeeld schade als gevolg van de uitvoering van verkeersbesluiten of de feitelijke handelingen waarvoor geen besluiten zijn genomen, onder de vigeur van het “gewone” nadeelcompensatierecht, zoals vastgelegd in het dus nog niet in werking getreden artikel 4:126 Awb, blijft vallen.
Wat wel verandert, is met name een aantal aan de beoordeling ten grondslag te leggen materiële criteria van de schadevergoedingsstelsels die straks onder de vigeur van de Omgevingswet vallen. Hierbij kan in het bijzonder worden gedacht aan de reikwijdte van het schadebegrip (in de Omgevingswet beperkter dan in Titel 4.5 Awb) en de toepassing van het normaal maatschappelijk risico (open norm in Titel 4.5 Awb voor zowel inkomensschade als vermogensschade, open norm in Omgevingswet voor inkomensschade maar met een minimumforfait van 5% voor vermogensschade).
Ook relevant is dat schade die wordt veroorzaakt door de rechtmatige uitoefening van een publiekrechtelijke taak of bevoegdheid op grond van de Omgevingswet, maar niet valt onder de limitatieve opsomming van artikel 15.1 Omgevingswet, niet alsnog kan worden beoordeeld op basis van Titel 4.5 Awb. Althans dit kan worden opgemaakt uit de Memorie van Toelichting. Net als het huidige planschadestelsel is het schadevergoedingsstelsel van de Omgevingswet dus “imperatief”.
Wat betekent dit in de toekomst?
Zoals gezegd, er zal in het overheidsaansprakelijkheidsrecht veel veranderen door de Omgevingswet, ik denk met name aan schadeclaims op basis van de Waterwet en uiteraard het planschaderecht, maar veel zal ook hetzelfde blijven. Immers, de beoordeling van veel voorkomende schadeoorzaken binnen het stelsel van nadeelcompensatie, zoals het uitvoeren van tijdelijke wegwerkzaamheden, zal niet worden geraakt door de Omgevingswet, althans niet in formele zin. Het is niet onaannemelijk dat in de rechtspraak, zoals nu ook het geval is, leentjebuur gespeeld zal worden. Het huidige “doolhof” van het stelsel van nadeelcompensatie wordt dus iets overzichtelijker, maar er zullen in de praktijk vragen blijven rijzen over de toepasselijkheid van het nadeelcompensatiestelsel.
De sectie Nadeelcompensatie van SAOZ kent de weg in het doolhof van de nadeelcompensatie en houdt de ontwikkelingen omtrent de Omgevingswet, maar ook Titel 4.5 Awb nauwlettend in de gaten.
Meer weten?! Neem dan contact op met Peter van Bragt.