De komst van de Omgevingswet lijkt onafwendbaar, kritische geluiden ten spijt. Planschade gaat voortaan Nadeelcompensatie heten, maar niet alleen de naam is nieuw: de nadruk komt meer te liggen op het voorkomen van schade in plaats van het moeten uitkeren daarvan…
Van ”planschade komt later wel” naar “schade regelen aan de voorkant”
Al behoorlijk lang proberen belanghebbenden in procedures tegen bestemmingsplannen de Afdeling er van te overtuigen dat omwille van planschaderisico’s het bestemmingsplan niet vastgesteld had mogen worden. De Afdeling oordeelt echter steevast (zie bijvoorbeeld in de uitspraak “West Maas en Waal” van 28 oktober 2020) dat alleen in het geval de raad op voorhand al had moeten inzien dat het plan om financieel-economische redenen niet uitvoer baar was, dit een reden is het vaststellingsbesluit te vernietigen. Daarmee worden zowel de gemeente als de getroffene “veroordeeld” tot de planschadeprocedure. Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt echter grotere nadruk gelegd op de omgevingsdialoog en de aandacht voor schadebeperking “aan de voorkant”.
Wat is er in het “voortraject” van Omgevingsplannen allemaal mogelijk?
In het stelsel van nadeelcompensatie van hoofdstuk 15 van de Omgevingswet zijn “omgevingsplannen” geen grondslag meer voor “indirecte schade”. Dat wil echter niet zeggen dat omgevingsplannen geen rol meer zouden kunnen spelen bij het voorkomen of beperken van planschade. Gemeenteraden hebben een goed gevulde “gereedschapskist” om al in het kader van de vaststelling van omgevingsplannen het ontstaan van nadeel voor de omgeving zoveel mogelijk te voorkomen. Bijvoorbeeld door het stellen van voorwaarden aan latere vergunningverlening met betrekking tot de “leefbaarheid”, of door het actief voeren van een participatietraject, waardoor draagvlak ontstaat.
Gemeenten krijgen ook meer mogelijkheden om nadeelcompensatie te verhalen op de initiatiefnemer. Tenslotte kan de gemeenteraad er ook voor kiezen om in omgevingsplannen bepaalde activiteiten c.q. projecten vergunningvrij te maken – of juist niet.
Welke keuze gaat u als gemeenteraad maken?
Veel gemeenten staan niet te trappelen om het instrumentarium van de Omgevingswet ten volle te benutten door vaststelling van globale kaders en bestemmingen. Het “planschaderisico” is weliswaar verplaatst naar het stadium van de vergunningverlening, maar veel gemeenten zijn nog altijd geneigd om vast te houden aan de “regie” die zij momenteel hebben bij de ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente. Een veelgehoord adagium is “flexibel waar het kan, gedetailleerd waar het moet”. En passant beperken ze daarmee latere risico’s op schade voor de omgeving.
Daar waar flexibele omgevingsplannen initiatiefnemers “uitnodigen” om projecten te realiseren, zal het risico op nadeel voor de omgeving groter zijn. Door het nadeelcompensatierisico nadrukkelijk bij de initiatiefnemers neer te leggen en toe te zien op een goede omgevingsdialoog c.q. participatietraject kan het draagvlak voor projecten worden vergroot. De kans op “claims achteraf” wordt daarmee kleiner.
Regelen “aan de voorkant” heeft zijn voordelen
Welke keuze u ook maakt: nadeelcompensatie blijft een aangelegenheid waarvoor gemeenten primair verantwoordelijk blijven. Elke claim die in het voortraject “in der minne” wordt opgelost tussen de initiatiefnemer en de stakeholders in de omgeving betekent een procedure minder voor de gemeente – en dus lagere bestuurslasten.
SAOZ volgt de ontwikkelingen met betrekking tot de schaderegeling van de Omgevingswet op de voet en staat gemeenten daarmee graag bij!
Meer weten?! Neem dan contact op met Kees van der Lee.