Uit recente Afdelingsjurisprudentie blijkt steeds vaker dat voor bepaalde vormen van hinder nader onderzoek nodig is om tot een voldoende onderbouwd besluit te kunnen komen.
Regulier onderzoek steeds vaker niet toereikend
Dit jaar heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State meerdere malen geoordeeld dat de motivering van een besluit over een planschadeaanvraag – gebaseerd op het rapport van een deskundige – onvoldoende was en dat een nadere onderbouwing nodig was. In de uitspraak ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:390, Castricum ging het om nader onderzoek vanwege een toename van verkeer en in de twee uitspraken ABRvS 8 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:949, GS van Gelderland en ABRvS 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1242, Dijk en Waard, ging het om de effecten van windturbines. Steeds vaker zijn de reguliere geluid- en andere onderzoeken, die in de planschadeadvisering worden gebruikt, niet meer toereikend. In laatstgenoemde uitspraak werd dit als volgt verwoord:
“15.2. Uit het rapport (…) valt (…) niet af te leiden dat LPB-SIGHT onderzoek heeft gedaan naar het mogelijke specifieke karakter en de mate van hinderlijkheid van het geluid van windturbines. (…) Zonder nadere motivering, die vooralsnog ontbreekt, valt niet in te zien dat de eventuele bijzondere aard van de geluidhinder niet tot waardevermindering van de woning kan leiden.”
Geluidhinder
In het recente artikel “Een kritisch geluid! Geluidhinder in het planschade- en nadeelcompensatierecht” van mr. S. Berns, dr. ir. G.P. van den Berg en ing. E.H.A. de Beer, TBR 2023/65, is gezocht naar een praktisch verband tussen geluidstoename en de waardedaling van een woning. De schrijvers constateren dat – gezien de hoeveelheid aan variabelen die een rol kunnen spelen bij de aan- en verkoop van een woning – een simpel, rekenkundig lineair verband niet is gevonden.
Ook concludeerden zij dat de in de rechtspraak gesignaleerde bewering dat een geluidstoename van minder dan 5 dB(A) voor mensen niet duidelijk waarneembaar zou zijn en dus niet tot nadeel zou kunnen leiden, niet juist is voor de fictieve “gemiddelde bewoner”. In het artikel wordt een benadering bepleit waarbij een te schatten waardedaling van een woning gekoppeld wordt aan een toename van het aantal ernstig gehinderden per dB. Voorwaarde hiervoor is wel dat het akoestisch onderzoek de toename van het oude en nieuwe gecumuleerde geluid (in planologische zin) én de toename van het percentage ernstig gehinderden, helder in beeld brengt.
Goed onderzoek leidt tot een betere inschatting van het planschaderisico
De planschadeadvisering blijft dus maatwerk. Een redelijk denkend en handelend koper van een woning in een stedelijk gebied zal de koopprijs in mindere mate laten beïnvloeden door omgevingsaspecten, zoals geluid- en andere vormen van hinder, dan een koper in een rustig gebied. Het is in ieder geval verstandig om bij het laten opstellen van akoestische- en andere onderzoeken, duidelijk aan te geven welke gevolgen men in beeld gebracht wenst te zien. Alleen op die manier kan vervolgens ook het te verwachten planschaderisico zorgvuldig worden ingeschat. SAOZ helpt u daar graag bij.
Meer weten?! Neem dan contact op met Yvonne de Looij.