Wanneer planschade wordt vastgesteld komt het schadebedrag niet altijd voor vergoeding in aanmerking, omdat de aanvrager planologisch nadeel kon voorzien. Nadat er in de rechtspraak onduidelijkheid ontstond over de manier waarop voorzienbaarheid van planschade moest worden beoordeeld, is er nu meer duidelijkheid.
Voorzienbaarheid van planschade op het moment van aankoop
In LJN-BY8532, ABRS, 16-1-2013, Landsmeer, 201203089/1/A2, is beslist dat planschade niet voor vergoeding in aanmerking komt omdat op het moment van aankoop van de onroerende zaak alleen de bouwverordening vigeerde. Er werd geoordeeld dat met het besluit artikel 19 WRO niet méér mogelijk werd gemaakt dan appellant kon verwachten op het moment van aankoop.
Appellant voert aan dat op het moment van aankoop er geen beleid kenbaar was gemaakt waaruit was af te leiden dat de gronden zouden worden ingevuld als met het artikel 19 WRO bouwplan.
De ABRS beslist in het nadeel van appellant. Nadat in LJN-BR2290, ABRS, 20-7-2011, Krimpen aan de IJssel, 201006920/1/H2, onduidelijkheid ontstond over de beoordeling van voorzienbaarheid van planschade, wordt in de aangehaalde uitspraak Landsmeer bevestigd dat uitsluitend dient te worden gekeken naar de “planologische situatie” op het moment van aankoop (vgl. LJN-BU8882, ABRS, 21-12-2011, Schouwen-Duiveland, 201101503/1/H2).
Wat onder “planologische situatie” wordt verstaan wordt ruim uitgelegd. In een situatie waarbij op het moment van aankoop uitsluitend de Bouwverordening geldt, dient de Bouwverordening te worden beschouwd als een planologisch besluit (vgl. ABRS 16 oktober 2002, Rotterdam, 200104842/1).
Zorgvuldig archiveren van planhistorie
Met deze recente verduidelijking / verruiming van de rechtsregel voor beoordeling van voorzienbaarheid van planschade, wordt het belang van een goede archivering van de historie van het ruimtelijke beleid op het grondgebied van een gemeente extra belicht.
Wanneer een aanvrager op het moment van aankoop rekening moest houden met een ruimtelijke ontwikkeling die vergelijkbaar is met de ontwikkeling die uiteindelijk mogelijk is gemaakt met het vermeend schadeveroorzakende besluit, worden werkzaamheden tot vaststelling van de hoogte van het planschadebedrag overbodig en kan discussie over de hoogte van het planbedrag worden voorkomen.
Gefaseerd beoordelen van aan planschade aanvraag
Bij de behandeling van een aanvraag om tegemoetkoming in planschade is het zinvol eerst te beoordelen wat de aanvrager op het moment van aankoop aan ruimtelijke ontwikkelingen kon voorzien.
Wanneer van gemeentewege een duidelijke tijdlijn, met ruimtelijk relevante besluiten voor het grondgebied van de gemeente, wordt bijgehouden, en deze tijdlijn direct aan de planschadeadviseur wordt gegeven, kan sneller worden vastgesteld hoe de aanvraag moet worden beoordeeld.
Het vaststellen of de situatie ten tijde van aankoop vergelijkbaar is met de situatie volgens het vermeend schadeveroorzakende besluit, blijft een taak van een adviseur. Met een duidelijke tijdlijn kan een adviseur echter sneller tot een conclusie komen.
Lasten besparing voor alle partijen
Wanneer van gemeentewege de ruimtelijke ontwikkelingen goed worden gearchiveerd kan tijd worden bespaard in de fase van inventarisatie van basisgegevens voor het opstellen van een planschadeadvies. Advieskosten kunnen worden bespaard, niet in de laatste plaats wanneer snel duidelijk is dat planschade voorzienbaar is.
Ook voor de aanvrager of een eventuele belanghebbende ex artikel 6.4a Wro leidt een gefaseerde planschadeadvisering tot lastenbesparing. Wanneer immers snel duidelijk is dat schade voorzienbaar is, is het niet zinvol om energie te steken in bezwaar of beroep ten einde de hoogte van een planschadebedrag vast te stellen. Die moeite kunnen partijen zich besparen gelet op de strikte betekenis die de ABRS geeft aan voorzienbaarheid van planschade.
Meer weten?! Neem dan contact op.