Recente Afdelingsjurisprudentie heeft tot meer duidelijkheid geleid ten aanzien van het maximaal invullen. Wel dient per regime voor alle schadefactoren gezamenlijk te worden afgewogen wat de meest ongunstige invulling is.
Maximale invulling
De maximale invulling van de planologische mogelijkheden blijft de moeite waard om op de voet te volgen. Daar waar de Afdeling bijvoorbeeld op 28 september 2016 in een zaak die speelde in Achtkarspelen (dit betrof de tweede tussenuitspraak: ECLI:NL:RVS:2016:2574. De eerste tussenuitspraak was ECLI:NL:RVS:2015:3726. De einduitspraak was ECLI:NL:RVS:2017:747) oordeelde dat het college de mogelijkheid van de realisatie van een geluidsscherm ten onrechte in de planvergelijking had betrokken, had de Afdeling eerder op 13 april 2016 in een zaak in Waddinxveen (ECLI:NL:RVS:2016:985) geoordeeld dat een geluidsscherm van 13 meter hoog langs een smalle kanaaldijk niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kon worden uitgesloten.
Meer duidelijkheid is er inmiddels gekomen door de recente Afdelingsuitspraken van 18 oktober 2017 omtrent de aanleg van de A74 en de aanpassingen van de A73-Zuid op basis van het Tracébesluit Rijksweg A74 (ECLI:NL:RVS:2017:2802 en ECLI:NL:RVS:2017:2805). Hierin heeft de Afdeling immers duidelijk aangegeven dat indien het realiseren van geluidsschermen met een hoogte van 15 meter niet nodig, niet doelmatig en redelijkerwijs niet te verwachten was én geluidsschermen met die hoogte in Nederland niet voorkomen, dit niet betekent dat het realiseren van geluidsschermen met een hoogte van 15 meter in de oude situatie met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid was uitgesloten.
Voormelde uitspraken zijn niet alleen relevant voor de maximaal aan te houden bouwhoogte. Ook het consequent uitgaan van dezelfde planologische mogelijkheden van een regime voor elke te beoordelen schadefactor, is hierin duidelijk uiteengezet:
“22. In dat advies dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de voor [appellanten sub 1] meest ongunstige invulling van de planologische mogelijkheden van het oude en het nieuwe planologische regime. Daarin dient de deskundige voor iedere relevante schadefactor dezelfde invulling aan het in de vergelijking te betrekken planologische regime te geven. Indien hij voor het oude planologische regime bij de ene schadefactor van een bouwhoogte van de geluidschermen van bijvoorbeeld 15 m uitgaat, mag hij in het oude planologische regime bij een andere schadefactor niet van een andere bouwhoogte van de geluidschermen uitgaan, maar dient hij diezelfde bouwhoogte ook voor die andere schadefactor aan te houden.” (einde citaat)
Welke planologische invulling is het meest ongunstig?
Bij het maken van planvergelijkingen is niet altijd duidelijk of een invulling met de maximale bouwhoogte ook de planologisch meest ongunstige invulling is. Een maximale bouwhoogte van 15 meter is weliswaar het meest nadelig voor bijvoorbeeld het uitzicht en de schaduwwerking, maar voor aan verkeer gerelateerde vormen van hinder, zoals geluid-, licht- en stankhinder, is een lagere bouwhoogte doorgaans nadeliger. Voor de beoordeling van alle schadefactoren dient per regime van dezelfde bouwhoogte te worden uitgegaan, zodat een weloverwogen keuze dient te worden gemaakt.
Advies inwinnen is de aangewezen weg
Bij plannen voor een wegverbreding of de aanleg van een nieuwe weg is het daarom raadzaam tijdig advies in te winnen omtrent het te verwachten planschaderisico. Wij kunnen dan reeds een onderbouwde inschatting maken van de planologisch meest nadelige invullingen van het oude en nieuwe regime. Bij twijfel kunnen we ook meerdere scenario’s uitwerken.
Meer inzicht leidt tot een betere afweging
Op deze wijze zijn de planschaderisico’s tijdig inzichtelijk. In de ontwerpfase bestaat bovendien de mogelijkheid de akoestische onderzoeken af te laten stemmen op de verschillende scenario’s, zodat de geluidsbelastingen onder de oude en nieuwe regimes zorgvuldig met elkaar kunnen worden vergeleken.
Meer weten?! Neem dan contact op met Yvonne de Looij.