In de Kamerbrief van 19 mei 2016, kenmerk IENM/BSK-2016/99390, ontvouwt de minister van Infrastructuur & Milieu haar ideeën over de schaderegeling in de Omgevingswet. Als het aan de minister ligt, zal er in de planschadepraktijk het nodige gaan veranderen.
Onderwerpen Kamerbrief met betrekking tot schaderegeling
In de Kamerbrief wordt aan een aantal onderwerpen specifieke aandacht besteed. De belangrijksten daarvan zijn:
1. het moment waarop indirecte planschade geclaimd kan worden;
2. de reikwijdte van schadeclaims;
3. het normaal maatschappelijk risico;
Indieningsmoment “indirecte planschade” verschuift naar realisatie
Niet het omgevingsplan, maar de daarop gebaseerde omgevingsvergunningen zullen in de visie van de minister de schadeveroorzakende maatregelen zijn. Dat betekent, dat pas geclaimd zal kunnen worden nadat de omgevingsvergunning ten behoeve van de realisatie van het project onherroepelijk is geworden.
Reikwijdte schadebeoordeling wordt beperkt
Niet alleen wat betreft het tijdstip van indiening wordt de omgevingsvergunning maatgevend, doch ook wat betreft de “invulling” van het omgevingsplan. Het voordeel voor gemeenten lijkt evident: omgevingsplannen kunnen zeer ruim geredigeerd worden zonder dat planschade ontstaat. Slechts voor zover de omgevingsplannen benut worden, ontstaat een aanspraak op schadevergoeding.
Een en ander moet er voor zorgen, dat de “uitnodigingsplanologie” en “organische gebiedsontwikkeling” beter van de grond komen, zo blijkt uit de Kamerbrief. Elders in deze nieuwsbrief wordt hier nader op ingegaan.
Normaal maatschappelijk risico: vast forfait van 5%?
Op het gebied van het normaal maatschappelijk risico lijkt de minister te kiezen voor een vast, als “redelijk” ervaren forfait van 5%. “Een verhoging van het forfait nodigt gemeenten uit om globale omgevingsplannen vast te stellen, waardoor er meer ruimte ontstaat voor initiatieven van ontwikkelaars, burgers en overheden”, aldus de minister.
Keerzijde van de medaille?
Eén van de meest schrijnende problemen die zich nu bij planschade voordoet is “schaduwschade”, ofwel schade die reeds wordt veroorzaakt omdat een ontwikkeling “er aan zit te komen”. Dit probleem wordt niet opgelost, sterker nog, het wordt door de verschuiving van het schademoment en de onzekerheid over de reikwijdte van de beoordeling alleen maar groter.
Dat onderkent de minister ook, maar zij merkt daarover op dat ”voor zover het al mogelijk zou zijn om een adequate regeling daarvoor te maken, zo’n regeling naar verwachting een aanzuigende werking heeft op claims die belemmerend werkt voor de besluitvorming”. Daar kun je het als “getroffene” mee doen…
Het vaststellen van een vast forfait op het gebied van het normaal maatschappelijk risico komt de rechtszekerheid ten goede. Een verhoging van het forfait draagt echter bij aan een verdere verschuiving van de verantwoordelijkheid voor de financiële gevolgen van projecten van de “gebate” ontwikkelaar naar de “getroffen” burger, óók in de gevallen dat een ontwikkeling minder of zelfs helemaal niet als een “normale maatschappelijke ontwikkeling” kan worden aangemerkt, laat staan of deze ontwikkeling een algemeen c.q. maatschappelijk belang dient…
Al met al is duidelijk dat er nog veel vragen beantwoord moeten worden en dat aan de voorgestelde regeling de nodige haken en ogen zitten. SAOZ houdt de ontwikkelingen nauwgezet bij en wil graag blijven meedenken over een goede, voor iedereen zekerheid biedende schaderegeling in de nieuwe Omgevingswet.
Meer weten?! Neem dan contact op met Kees van der Lee.