Het komt voor dat een aanpassing van de wegenstructuur in de omgeving van een bedrijfsterrein, leidt tot schade in de vorm van omrijkosten van (transport)ondernemingen die op of in de nabijheid van het bedrijfsterrein zijn gevestigd. Hoe worden deze verzoeken beoordeeld?
Zijn omrijkosten aan te merken als schade, ook als de omzet niet daalt?
Deze vraag is eenvoudig en duidelijk met ja te beantwoorden. Zoals uit meerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan worden opgemaakt, worden omrijkosten ook als schade aangemerkt die binnen het stelsel van nadeelcompensatie voor beoordeling in aanmerking kunnen komen (zie onder meer ABRS d.d. 17 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3378).
Hoe wordt schade in de vorm van omrijkosten beoordeeld?
Het berekenen van schade vanwege omrijkosten geschiedt in de regel op een andere wijze dan de berekening van omzetderving, waarbij aansluiting wordt gezocht bij periodieke omzetgegevens van het bedrijf. Dat komt omdat de met het “omrijden” verband houdende kosten (brandstof, personeelskosten, reparatie- en onderhoud) vaak niet op een zodanige wijze worden geadministreerd dat eenvoudige overzichten kunnen worden verstrekt.
Dit betekent dat per specifiek geval moet worden onderzocht welke informatie wel beschikbaar is voor de beoordeling, zoals grootboekrekeningen, rittenadministraties, kilometerprijzen en tijdsbestedingsoverzichten. Omdat de bewijslast binnen het stelsel van nadeelcompensatie is gelegen bij de benadeelde, kan dit nog wel eens leiden tot extra inspanningen voor de ondernemer om deze gegevens te produceren.
Belangrijk is ook dat de gestelde extra kosten, ook in relatie tot de omzetontwikkeling, moeten blijken uit de jaarrekeningen. Het kan immers voorkomen dat de ondernemer de extra vervoerskosten geheel of gedeeltelijk kan doorberekenen aan zijn afnemers. Als gevolg hiervan kan er enerzijds sprake zijn van een kostenstijging maar anderzijds ook van een omzetstijging (vanwege de doorberekening).
Hoe wordt het normaal maatschappelijk risico beoordeeld bij omrijkosten?
Het is gebruikelijk om bij omzetschade (brutowinstschade) het normaal maatschappelijk risico in te vullen aan de hand van een drempelaftrek van de brutowinst. Het is enige tijd de vraag geweest of bij omrijschade het normaal maatschappelijk risico ook mocht worden afgezet tegen de brutowinst. Immers, de relevante kostenposten vallen in de regel onder de reguliere bedrijfskosten en niet onder de inkoopwaarde van de omzet.
Bij uitspraak van 12 december 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:4032) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bepaald dat ook bij omrijkosten het bepalen van de omvang van het normaal maatschappelijk risico geschiedt aan de hand van de brutowinst. Dit betekent dat de systematiek van het beoordelen van de omvang van het normaal maatschappelijk risico uniform is voor alle vormen van inkomensschade.
Welke bijzondere aspecten verdienen nog aandacht?
In het verlengde van het bovenstaande met betrekking tot het normaal maatschappelijk risico, verdient in ieder geval het aspect van de “concernbenadering” bijzondere aandacht.
Het komt regelmatig voor dat de benadeelde transportonderneming onderdeel uitmaakt van een groter concern. Het normaal maatschappelijk risico dient dan volgens vaste rechtspraak op het niveau van het concern te worden beoordeeld. Dit leidt er vervolgens niet zelden toe dat omrijkosten vaak niet worden vergoed omdat er geen sprake is van een “abnormale last”.
Verder verdienen het aspect van de kapitalisatiefactor en het voortgezet gebruik, zeker bij permanente wijzigingen van de infrastructuur, bijzondere aandacht. Dit betekent dat bij het bepalen van de kapitalisatiefactor niet alleen moet worden gekeken naar de rechtspositie van de benadeelde maar ook naar de omstandigheid of tussen het schadeveroorzakende besluit en de uiteindelijke feitelijke wijziging van de wegenstructuur sprake is van een periode van voortgezet gebruik. Deze periode dient dan te worden betrokken bij het bepalen van de kapitalisatiefactor.
Meer weten?! Neem dan contact op met Peter van Bragt.