Op 21 september 2018 heeft de Hoge Raad een interessant arrest gewezen in een onteigeningszaak over de vergoeding van de meerwaarde van de te onteigenen grond vanwege de aanwezigheid van zand en klei, die kunnen worden gewonnen (enkel) in het kader van de uitvoering van het werk.
De casus
Bureau Beheer Landbouwgronden onteigent gronden langs de IJssel met in de bodem klei en zand. Deze bodembestanddelen komen vrij in het kader van het werk waarvoor onteigend wordt, waar normaliter dit niet aan de orde geweest zou zijn, omdat voor ontgronding hier geen vergunning zou zijn verleend. In het kader van het werk moet echter ook een gasleiding verlegd worden. De rechtsvraag die voorligt is hoe de meerwaarde van de gronden voor de onteigende bepaald moet worden met het oog op de aanwezigheid van de klei en het zand en in hoeverre de kosten van verlegging van de gasleiding daarbij een rol spelen (HR 21-09-2018, nr. 17/02070 ECLI:NL:HR:2018:1694) (TBR 2018/177).
De overwegingen van de Hoge Raad
Volgens vaste rechtspraak van de HR dient bij het bepalen van de werkelijke waarde van onteigende grond rekening te worden gehouden met de daarin aanwezige bruikbare bodembestanddelen, die de grond in het commerciële verkeer aantrekkelijker maken dan andere gronden. Dat geldt ook als door wettelijke voorschriften de winning van de bestanddelen voorheen niet was toegestaan, maar door de uitvoering van het werk wel (zogenaamde onwinbare bodembestanddelen). De meerwaarde van de gronden is immers een gevolg van eigenschappen van het onteigende zelf.
Op grond van de eliminatieregel (artikel 40c, aanhef en onder 1 Ow) mag bij de bepaling van de werkelijke waarde van het onteigende geen rekening worden gehouden met voordelen of nadelen veroorzaakt door het werk waarvoor onteigend wordt. Er moet dus geabstraheerd worden van de omstandigheid dat de onteigenaar deze bodembestanddelen wint of doet winnen.
De uitspraak
Bepalend voor de waardering in dit geval is het voordeel dat een willekeurige eigenaar toekomt die de bodembestanddelen op economisch verantwoorde wijze zou mogen winnen en exploiteren, gelet ook op de kosten en de verkoopprijzen van de klei en het zand. Nu ook een willekeurige eigenaar de bodembestanddelen slechts kan winnen na verlegging van de in de bodem gelegen gasleiding, moet met de kosten van deze verlegging rekening worden gehouden bij de waardering van de bodembestanddelen.
Uit de uitspraak van de Rechtbank en de noot bij het arrest kan vervolgens opgemaakt worden dat voor de verdeling van een eventueel resterend voordeel als uitgangspunt geldt dat deze winst tussen onteigende en onteigenaar wordt gedeeld.
Vervolgens verwijst de HR de zaak terug naar het Hof ter verdere behandeling en beslissing.
De casus laat zien hoe ingewikkeld – maar ook hoe belangrijk – de rol van de deskundige in procedures als deze is.
Meer weten of behoefte aan deskundig advies en ondersteuning op bovengenoemde gebieden?!
Neem dan contact op met Hans Marskamp.