Omgevingswet

Procedurele perikelen rond nieuwe schaderegeling Omgevingswet

26 mrt 2022

Al jarenlang hebben nagenoeg alle gemeenten in Nederland een “procedureverordening planschadevergoeding”. Moet deze met de inwerkingtreding van de Omgevingswet ogenblikkelijk worden ingetrokken? Of juist niet?

Planschade wordt “nadeelcompensatie”

In het kader van de invoering van de Omgevingswet komen veel procedurele bepalingen rondom planschade te vervallen. Voorbeelden daarvan zijn het “drempelrecht”, maar ook zaken zoals “verjaring” en bepalingen over het al dan niet inschakelen van een onafhankelijk deskundige, advies- en beslistermijnen et cetera. Deze onderwerpen moeten door bestuursorganen voortaan zelf worden geregeld in een daartoe vast te stellen nadeelcompensatieverordening.

Nieuw schadevergoedingsrecht, nieuwe nadeelcompensatieverordening

De VNG heeft enige tijd geleden (mei 2021) de “Model Verordening nadeelcompensatie” gelanceerd, waarin een aantal van de te regelen zaken is opgenomen. Lang niet alle onderwerpen zijn echter in dit model opgenomen c.q. geregeld. Zo ontbreken bepalingen omtrent de adviesprocedure en bevat de modelverordening geen bepalingen over termijnen. Dit betekent dat men terugvalt op de termijnen zoals deze in titel 4.5 Awb zullen worden opgenomen. Deze termijnen zijn in veel gevallen een stuk “krapper” dan de termijnen van de huidige planschadeprocedureverordening.

Titel 4.5 van de Awb biedt in artikel 4:130 lid 1 de mogelijkheid om “bij of krachtens wettelijk voorschrift een andere termijn te bepalen” waarbinnen een besluit op een aanvraag genomen moet zijn. De term “bij of krachtens wettelijk voorschrift” maakt het dus mogelijk om in een nadeelcompensatieverordening afwijkende termijnen vast te leggen.

Wanneer laten vaststellen en in werking laten treden?

De huidige planschadeprocedureverordeningen waren verplicht op grond van artikel 6.1.3.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, dat luidt:

“Bij gemeentelijke verordening, provinciale verordening en bij regeling van Onze Minister worden regels gegeven over de aanwijzing van een adviseur en de wijze waarop deze tot een advies komt.”

Dit betekende, dat met de inwerkingtreding van de huidige Wro meteen ook de verplichting tot het hebben van een planschadeprocedureverordening ontstond. Een met artikel 6.1.3.3 vergelijkbare verplichting is niet opgenomen in de Omgevingswet of in titel 4.5 Awb. Dat maakt zowel de vaststelling als de keuze voor het moment van vaststelling “facultatief”, zij het dat -indien wordt besloten tot het vaststellen van een nadeelcompensatieverordening- het raadzaam is om de inwerkingtreding van de verordening te laten samenvallen met de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Oude planschadeprocedureverordening planschadevergoeding: intrekken of handhaven?

Zoals blijkt uit de nieuwsbriefbijdrage van collega Yvonne de Looij zal het huidige planschaderecht vanwege het ruime overgangsrecht nog jarenlang van toepassing zijn op inkomende verzoeken om schadevergoeding. Op grond van dit overgangsrecht blijft het “oude recht” – de huidige planschadeprocedureverordening daaronder nadrukkelijk begrepen! – nog geruime tijd van toepassing op de afhandeling van schadeverzoeken. Het lijkt daarom voor de hand te liggen om de huidige planschadeprocedureverordening niet in te trekken voordat deze haar betekenis geheel verloren heeft (lees: nadat de laatste claim volgens het “oude recht” is afgewikkeld).

Bent u klant van SAOZ en wilt u meer weten?

Met als basis het model van de VNG heeft SAOZ zelf een uitgebreider model voor een nieuwe nadeelcompensatieverordening ontwikkeld. Aan opdrachtgevers van de SAOZ stellen wij dit model graag ter beschikking.

Meer weten?! Neem dan contact op met Kees van der Lee.