Tot voor kort stond het gemeenten vrij om een second opinion bij een tweede adviseur te vragen indien er gerede twijfel was gerezen over de validiteit van de “first opinion” en kon de gemeente haar besluit op de second opinion baseren, ook als deze niet volgens de procedureregels van de planschadeprocedureverordening tot stand was gekomen. De Afdeling heeft zeer recentelijk echter deze jurisprudentie aangescherpt.
Oude en nieuwe “lijn” in de jurisprudentie
In de uitspraak van 1 april 2015, Hardinxveld-Giessendam, ECLI:NL:RVS:2015:1005, accepteerde de Raad van State nog dat aan een planschadebesluit een “second opinion” ten grondslag was gelegd die niet op basis van de planschadeprocedureverordening tot stand was gekomen. Het betrof een zogenoemde “second opinion op de stukken”. Recentelijk lijkt de Raad van State in de uitspraak van 13 december 2017, Leiden, ECLI:NL:RVS:2017:3425, een andere weg in te slaan. In dit geval was eveneens sprake van een “second opinion”, doch deze was niet aan het planschadebesluit ten grondslag gelegd. De Afdeling overweegt:
“Het college heeft de second-opinion niet ten grondslag gelegd aan het besluit van 23 juni 2015. Het voorgaande betekent dat de opdracht aan Anteagroup voor de second-opinion geen opdracht tot advisering was als bedoeld in artikel 5 van de procedureverordening. Het college hoefde [appellante] daarom niet vooraf van deze opdracht op de hoogte te stellen en zij kon ten aanzien daarvan geen verzoek tot wraking van Anteagroup indienen”.
Het later door de betrokken adviseur uitgebrachte deskundigenadvies werd wèl aan de besluitvorming ten grondslag gelegd, en dit betekende volgens de Afdeling dat daarop de planschadeprocedureverordening wèl van toepassing was, en daar ging het mis: de in de planschadeprocedureverordening opgenomen wrakingsregeling was niet toegepast…
Wat betekent deze jurisprudentie voor gemeenten?
De uitspraak “Leiden” brengt met zich mee, dat een second opinion die niet volgens de procedureregels van de planschadeprocedureverordening tot stand is gekomen, niet aan de besluitvorming ten grondslag kan worden gelegd. Een additioneel deskundigenadvies is dan noodzakelijk, en op de totstandkoming van dat additionele deskundigenadvies is de planschadeprocedureverordening integraal van toepassing.
Het voorgaande betekent echter niet, dat het vragen om een “second opinion op de stukken” ineens in alle gevallen zinloos zou zijn geworden. Een goede “second opinion op de stukken” kan als basis dienen voor de beslissing om al dan niet een tweede deskundigenadvies te gaan vragen.
Second opinion of volledig nieuw advies? SAOZ helpt u verder!
Is bij u gerede twijfel ontstaan over de validiteit van een uitgebracht deskundigenadvies en twijfelt u of u het best om een second opinion of om een geheel nieuw deskundigenadvies moet vragen? SAOZ helpt u graag bij het maken van deze keuze!
Meer weten?! Neem dan contact op met Kees van der Lee.