“Plotseling waren ze er: tientallen asielzoekers in het hotel op Kijkduin. Pas vlak voor hun aankomst maakte de gemeente Den Haag het officieel bekend.” Dit is slechts één van de koppen uit de tientallen nieuwsberichten begin december 2023 over de plotselinge plaatsing van asielzoekers in Kijkduin. Hoe ga je als gemeente om met de schade-aspecten voor de omgeving?
Tijdelijke huisvesting
Mogelijk was de geschetste “Haagse situatie” wel heel extreem, maar ook in minder extreme situaties is en blijft tijdelijke huisvesting een dynamische – en wat ongemakkelijke – wisselwerking tussen vraag en aanbod, waarbij de gemeente regelmatig moet improviseren met de toepassing van haar juridische instrumenten. En die improvisatie kan in het schadevergoedingsrecht leiden tot verdere complicaties en procedurele uitdagingen.
Planologische inpassing versus gedogen
Wanneer het geldende bestemmingsplan de tijdelijke huisvesting niet toestaat, dient een omgevingsvergunning met afwijking van het bestemmingsplan te worden verleend. Zo’n procedure duurt vaak lang, terwijl het huisvestingsprobleem meestal acuut is. Dit betekent dat een gemeente de huisvesting tijdelijk gedoogt, al dan niet op basis van een schriftelijk gedoogbesluit. De gemeente verschaft zich vervolgens de tijd om de benodigde omgevingsvergunning zorgvuldig voor te bereiden en te verlenen.
Spagaat tussen nadeelcompensatie/planschade en nadeelcompensatie
Als ondertussen door omwonenden of ondernemers in de omgeving schade wordt gesteld, kan deze “tweetrapsraket” leiden tot een procedurele spagaat.
Het behoeft geen nadere toelichting dat op de uiteindelijk te verlenen omgevingsvergunning het stelsel van planschade ex artikel 6.1 Wro van toepassing is. Immers, de omgevingsvergunning staat vermeld als schadeoorzaak in de limitatief-imperatieve opsomming van artikel 6.1 Wro. Hetzelfde geldt overigens voor vergunningverlening op basis van de Omgevingswet. Immers, een dergelijk besluit is als schadeoorzaak genoemd in artikel 15.1 Omgevingswet.
Maar wat te doen met de schadeperiode vanaf het moment van gedogen tot het onherroepelijk worden van het planologische besluit? Het stelsel van planschade of nadeelcompensatie Ow is dan nog niet van toepassing. Staat de benadeelde dan procedureel met lege handen?
De benen en voeten weer netjes in stand?
Voor het antwoord op deze vraag is het van belang of een gedoogbeslissing kan worden aangemerkt als een rechtmatige uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid of taak door een bestuursorgaan; zijnde de beoordelingsgrondslag voor nadeelcompensatie op basis van het égalitébeginsel en straks artikel 4:126 Awb. Het antwoord op die vraag luidt in de regel “Ja”.
In haar uitspraak van 9 juni 2000 (ECLI:NL:RVS:2000:AN6711) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State namelijk overwogen dat een verplichting tot nadeelcompensatie uitsluitend kan worden gebaseerd op het rechtsbeginsel van de gelijkheid voor de openbare lasten en dat dit beginsel bij een gedoogsituatie slechts van toepassing is indien en voor zover de schadeveroorzakende activiteit wordt gedoogd ter behartiging van een openbaar belang.
Gedoogbeslissingen in het kader van tijdelijke huisvesting kunnen worden aangemerkt als een behartiging van een openbaar belang, namelijk de tijdelijke huisvesting van bijvoorbeeld asielzoekers. Op basis van deze benadering kan, althans in procedurele zin, de ongemakkelijke spagaatstand weer worden hersteld en zijn de beoordelingsmogelijkheden uiteindelijk relatief overzichtelijk.
De toekomstige stand van de benen?
Naar onze inschatting zal bovenstaande niet anders zijn als vanaf 1 januari 2024 de Omgevingswet van kracht wordt. Overigens gaat het in deze bijdrage uitsluitend over de procedurele aspecten en niet over de materiële criteria, die altijd beoordeeld moeten worden. Het nemen van de “procedurele hobbel” is slechts de eerste stap.
Meer weten?! Neem dan contact op met Peter van Bragt.