Veel gemeenten grijpen bij een dreigende ongewenste ontwikkeling reflexmatig naar het instrument “voorbereidingsbesluit”. Gelet op de hieraan klevende risico’s, die onder de Omgevingswet groter lijken te zijn geworden, is het goed om hierover na te denken.
Voorbereidingsbescherming “oude stijl” heeft weinig jurisprudentie opgeleverd
Onder de Wro leidde een voorbereidingsbesluit tot de verplichting om ingekomen aanvragen om omgevingsvergunning aan te houden tot het nieuwe bestemmingsplan van kracht was geworden. Weliswaar was een besluit tot aanhouding van een omgevingsvergunningaanvraag “schadegevoelig” op grond van artikel 6.1 Wro, maar in de praktijk werden dergelijke planschade-aanvragen nooit ingediend, omdat door de betrokkenen gewacht werd op het nieuwe bestemmingsplan, die uiteindelijk als de “schade-oorzaak” werd gezien. Met een voorbereidingsbesluit kocht je dus, zonder al te groot schaderisico, tijd om aan het gewenste planologische regime te werken.
Voorbereidingsbescherming onder de Omgevingswet
In de Omgevingswet is de systematiek van “aanhouden van omgevingsvergunningaanvragen” vervangen door de systematiek van “voorbeschermingsregels”. Deze regels houden een verbod in om bepaalde activiteiten te ontplooien en maken, vanaf het moment dat ze worden vastgesteld, per direct deel uit van het omgevingsplan. Het gevolg is, dat beschermingsregels direct een grondslag bieden voor een verzoek om nadeelcompensatie op grond van artikel 15.1 Omgevingswet. Het (met succes) kunnen claimen van directe schade wordt dus duidelijk naar voren gehaald en dat is iets om goed over na te denken voordat een gemeente naar dit middel grijpt.
Afwegen risico’s en tijdsfactor
In de gevallen dat acuut een groot risico op een voor de gemeente zeer onwenselijke activiteit ontstaat, bieden voorbeschermingsregels uitkomst. Voor die gevallen is het logisch om direct in te grijpen, maar dan moeten wel de mogelijke financiële consequenties daarvan aanvaard worden, zonder dat bekend is over welke omvang van het risico men het kan hebben en zonder dat gemeenten de mogelijkheid hebben om iets aan schadebeperking te doen. Een echt “ogen dicht en springen” dus.
Lijkt het risico minder acuut en is de activiteit op zichzelf beschouwd niet wenselijk maar ook geen “halszaak”, dan loont het de moeite om de ogen open te houden en eerst goed na te denken voordat naar het instrument van het voorbereidingsbesluit wordt gegrepen. Hoe groot is eigenlijk de kans dat de activiteit ontplooid wordt? Hoe onwenselijk is dat eigenlijk en vooral: wat zijn de financiële risico’s en kan de gemeente daar nog invloed op uitoefenen?
SAOZ helpt!
SAOZ helpt gemeenten van oudsher, maar zeker nu onder het nieuwe schadevergoedingsrecht, met het inzichtelijk maken van de financiële risico’s bij het wegbestemmen van niet langer gewenste bouw- en gebruiksmogelijkheden en de mogelijkheden die gemeenten hebben om het risico daar waar mogelijk te beperken.
Meer weten over deze materie?! Neem dan contact op met Kees van der Lee.